Zzp’ers in de zorg en schijnzelfstandigheid – antwoorden op Kamervragen
De ministers van VWS en SZW geven verduidelijking over schijnzelfstandigheid en het dalende aantal zzp’ers in de zorg, met aandacht voor de gevolgen en aanpak binnen de sector.
Minister Agema (VWS) en minister Van Hijum (SZW) hebben Kamervragen beantwoord over ontwikkelingen rond zelfstandige zorgprofessionals (zzp’ers in de zorg).
Hieronder een greep uit de gestelde vragen en de beknopte antwoorden:
Vraag: Bent u bekend met de berichtgeving over het afnemend aantal zzp’ers in de zorg?
Antwoord: Ja, ik ben bekend met die berichtgeving.
Vraag: Welke definitie van ‘schijnzelfstandigheid’ hanteert het ministerie van VWS?
Antwoord: Schijnzelfstandigheid betekent dat iemand zich voordoet als zelfstandige, terwijl er volgens het arbeidsrecht feitelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit wordt beoordeeld op basis van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek en geldt voor alle sectoren. De Hoge Raad stelt dat alle omstandigheden samen moeten worden gewogen, zoals de aard en duur van het werk, de werkwijze, mate van inbedding in de organisatie, beloningsstructuur en ondernemend gedrag.
Vraag: Kunt u voorbeelden geven van situaties waarin volgens VWS sprake is van schijnzelfstandigheid, ondanks het bestaan van een modelovereenkomst?
Antwoord: Nee, omdat dit afhankelijk is van de feitelijke situatie. Een modelovereenkomst biedt alleen zekerheid over de schriftelijke afspraken. De daadwerkelijke arbeidsrelatie wordt beoordeeld op basis van alle omstandigheden. Sinds 6 september 2024 worden geen nieuwe modelovereenkomsten meer beoordeeld; bestaande blijven geldig tot eind 2029, mits ze aan de wet voldoen.
Vraag: Welke signalen heeft u ontvangen van zorgprofessionals over het aantal stoppende zzp’ers?
Antwoord: De signalen zijn beperkt en wisselen per perspectief. Veel zorginstellingen bieden inmiddels vaker vaste contracten aan en streven naar een betere balans tussen personeel in loondienst en zelfstandigen. Sommige organisaties zien positieve effecten van het stoppen met schijnzelfstandigheid, zoals betere resultaten en tevredenheid. Tegelijk zijn er zorgen over tijdelijke tekorten en werkdruk tijdens de overgang.
Vraag: Zijn er cijfers beschikbaar over het aantal gestopte zelfstandigen in de zorg?
Antwoord: Ja, via het programma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW). In het vierde kwartaal van 2024 was er een lichte daling van het aantal zzp’ers en een lichte stijging van werknemers en uitzendkrachten. Cijfers over het eerste kwartaal van 2025 worden halverwege mei verwacht.
Vraag: In welke subsectoren van de zorg zijn de meeste zzp’ers gestopt (zowel absoluut als relatief)?
Antwoord: In het vierde kwartaal van 2024 stopten de meeste zzp’ers in de categorie ‘overige zorg’, waaronder tandartsen, paramedici, verloskundigen en preventieve gezondheidszorg.
Vraag: Is het risico op een zorginfarct toegenomen sinds de Belastingdienst is gestart met handhaving?
Antwoord: Nee, er zijn geen signalen dat handhaving leidt tot een zorginfarct. Integendeel, de instroom van werkenden in de zorg is toegenomen sinds het handhavingsmoratorium is opgeheven, terwijl de uitstroom nauwelijks is gestegen.
Vraag: Wat verwacht u voor de komende maanden wat betreft het aantal stoppende zelfstandigen?
Antwoord: De verwachting is dat de afname doorgaat, maar het is belangrijk dat de zorgsector hierdoor niet onder druk komt te staan. De overgangsperiode moet goed worden benut, en het delen van goede voorbeelden is essentieel om de arbeidsmarkt gezond te houden.
Een volledig overzicht van alle vragen en antwoorden vind je in het document Beantwoording Kamervragen over ontwikkelingen rondom zelfstandige zorgprofessionals (zzp’ers in de zorg).
Deel dit bericht:
Ontdek meer over AAG
Bekijk onze expertises en klantcases of lees meer over ons!