Wetsvoorstel ‘Meer zekerheid flexwerkers’
Auteur: Marije de Bruijn
De Nederlandse arbeidsmarkt staat op het punt te veranderen. Op 19 mei heeft de regering het wetsvoorstel ‘Meer zekerheid voor flexwerkers’ ingediend bij de Tweede Kamer. Dit voorstel moet zorgen voor meer rechtszekerheid en eerlijkere arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten, oproepkrachten en andere flexwerkers.
Het wetsvoorstel is onderdeel van een bredere hervorming die de arbeidsmarkt toekomstbestendig moet maken.
Wat zijn belangrijke onderdelen uit dit wetsvoorstel?
- Gelijke arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten
Vanaf 2026 krijgen uitzendkrachten wettelijk recht op minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als vaste werknemers in hetzelfde bedrijf. Daarnaast wordt de eerste fase waarin uitzendkrachten weinig zekerheid hebben, verkort van anderhalf jaar naar één jaar. Dit betekent dat uitzendkrachten sneller zekerheid krijgen over hun werk en minder kwetsbaar worden voor uitbuiting, bijvoorbeeld via arbeidsmigrantenconstructies.
- Snellere overgang naar vast contract
Het uitgangspunt van de nieuwe wet is dat tijdelijke contracten alleen bedoeld zijn voor tijdelijk werk. Na een tijdelijk contract moeten werknemers sneller een vast dienstverband krijgen. De huidige ketenregeling, waarbij na drie tijdelijke contracten 6 maanden geen nieuw contract mag worden gegeven, wordt vervangen door een termijn van 5 jaar. Ook mag er in de cao nog maar beperkt uitzondering op deze regel worden gemaakt. Zo wordt het voor werkgevers moeilijker om draaideurconstructies te gebruiken en krijgen werknemers meer zekerheid.
- Oproepcontract wordt bandbreedtecontract
In plaats van nul urencontracten komt er een ‘bandbreedtecontract’. Hierin worden minimum- en maximumaantallen uren afgesproken, met een maximum van 130%. Bijvoorbeeld: bij een minimum van 10 uur mag het maximum 13 uur zijn. Werknemers kunnen oproepen boven het maximum weigeren. Als structureel meer uren worden gewerkt, moet de werkgever een contract met meer uren aanbieden. Deze wijziging zorgt voor meer zekerheid bij de werknemer over het inkomen en de uren waarop je wordt ingeroosterd. Er is wel een uitzondering voor bijbanen van jongeren, scholieren en studenten, zij kunnen wel op oproepbasis blijven werken.
De nieuwe regels worden naar verwachting op 1 januari 2027 van kracht. De regeling voor gelijke beloning voor uitzendkrachten kan al een jaar eerder ingaan, op 1 januari 2026.
De memorie van toelichting geeft inzicht in de praktische gevolgen voor de salarisadministratie bij de invoering van de nieuwe regels:
- Ketenbepaling
De wijzigingen rondom de ketenbepaling hebben geen invloed op de salarisadministratie. Werkgevers blijven verplicht om arbeidscontracten, ook tijdelijke, vijf jaar na afloop te bewaren. Dit is al de huidige praktijk en verandert dus niet.
- Oproepovereenkomst
Bij het afsluiten van nieuwe oproepcontracten moet voortaan worden aangegeven of het om een bandbreedtecontract gaat. Dit betekent dat in de loonaangifte een extra veld komt waarin wordt vermeld of er sprake is van een bandbreedtecontract met een minimum- en maximumaantal uren. Voor mkb’ers kan dit als extra regeldruk voelen, maar het effect is beperkt: de loonaangifte moet sowieso worden ingediend, en het toevoegen van één extra gegeven is niet veel werk. Voor bestaande contracten die worden aangepast, geldt dat deze wijziging ook in de loonaangifte moet worden doorgevoerd. Dit gebeurt automatisch via de salarissoftware die werkgevers gebruiken voor loonstroken en aangiftes.
- Uitzendwerk
De nieuwe regels voor uitzenden hebben naar verwachting geen grote impact op de salarisadministratie. Uitzendbureaus bewaren al hun gegevens in het kader van het fasesysteem en ontvangen de arbeidsvoorwaardeninformatie van de inlenende organisatie. Dit blijft dus ongewijzigd.
Deel dit bericht:
Ontdek meer over AAG
Bekijk onze expertises en klantcases of lees meer over ons!