Voorstel zzp-wet biedt geen soelaas voor zorgorganisaties
Een nieuwe zzp-wet moet meer duidelijkheid geven over de criteria voor ondernemerschap. Minister Eddy van Hijum van Sociale Zaken wil daarmee de onduidelijkheid rond schijnzelfstandigheid voor zzp’ers wegnemen.
Het gaat om de Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar), staat op de site van de Rijksoverheid. In het wetsvoorstel staat dat een ondernemer die btw afdraagt, in het eigen bedrijf investeert of tijd en geld besteedt aan het werven van klanten daadwerkelijk als zelfstandige wordt gezien.
Het kabinet wil die criteria vanwege onder meer een paar recente uitspraken beter vastleggen. Zo oordeelde de Hoge Raad vorige maand dat Uber-chauffeurs die naast het rijden ook ondernemen legitieme zzp’ers zijn. De werkrelatie, die soms meer weg heeft van een dienstverband, weegt dan minder zwaar mee.
“Wij willen dat mensen weten waar ze aan toe zijn”, zegt Van Hijum. “Veel zzp’ers leveren een belangrijke bijdrage aan onze economie. En die ruimte om als ondernemer te werken moet er ook gewoon zijn. Door dit wetsvoorstel willen we het duidelijker maken.”
In de wet staat ook iets over het zogenoemde rechtsvermoeden van werknemerschap. Als een werkende minder betaald krijgt dan een bepaald uurtarief, kan diegene claimen werknemer te zijn. Het is dan aan de opdrachtgever om aan te tonen dat er geen arbeidsovereenkomst is. “Als je aangestuurd wordt in je werk en je geen ondernemersrisico loopt, dan ben je een werknemer en heb je recht op de bescherming die daarbij hoort”, laat de minister weten. “En als je echt zelfstandig werkt en onderneemt, dan is daar alle ruimte voor.”
Minister ziet al positieve effecten
Om ervoor te zorgen dat zelfstandigen ook écht zelfstandig werken, is in 2016 de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (DBA) ingevoerd. In die wet staat dat de opdrachtgever en opdrachtnemer samen moeten beoordelen wat hun arbeidsrelatie is: loondienst of een opdracht.
De zzp’er is een schijnzelfstandige als voor een opdracht is gekozen, maar de overeenkomst meer op loondienst lijkt. Dat is tegen de regels. Die regel werd eerder niet of nauwelijks gehandhaafd, maar sinds begin dit jaar doet de Belastingdienst dat wel actief.
Volgens Van Hijum zijn er al positieve effecten te zien. Zo zijn werkgevers actief bezig om de manier van werken aan te passen, zodat een zelfstandige een opdracht kan uitvoeren. Ook zijn er organisaties in bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs en de kinderopvang die schijnzelfstandigen hebben overtuigd om in loondienst te komen.
Die branches geven hun werknemers bijvoorbeeld de ruimte om zelf hun roosters in te delen en hebben meer aandacht voor een goede werk-privébalans. Daarmee spelen ze in op de behoefte aan flexibiliteit onder werknemers.
Effecten voor zorgorganisaties zijn minder rooskleurig
Bij zorgorganisaties is nog steeds veel onduidelijk. Er wordt wel beleid geschreven en op geacteerd om geen of minder zzpers in te zetten. Ingegeven door de pure angst voor de naheffingen op de loonheffing. Zzpers wachten af. Zij gaan mondjesmaat in loondienst; of bij de zorgorganisatie of bij een uitzendbureau. Deze afwachtende houding leidt tot problemen in de vakantieperioden. Er is momenteel te weinig zicht op een goede continuïteit van het leveren van de zorg.
Het inhuurbeleid zorgprofessionals verschuift veelal van inhuur via bemiddelingsbureaus of rechtstreekse inhuur van zzpers naar inhuren via uitzendbureaus. Daarbij wordt vooral gestuurd op langere tijdelijke contracten met ca. 24 tot 32 uren per week.
Een tip is om op dit moment meer dan gebruikelijk uitzendbureaus te contracteren, om in 2026 naar aanleiding van de ervaringen, meer te concentreren bij de best presterende uitzendbureaus.
Een ander nadelig effect is dat uitzendbureaus de groeiende vraag zagen aankomen en hierop de omrekenfactoren hebben verhoogd. Was er in 2024 nog sprake van omrekenfactoren van 1,5 tot 1,8. Liggen deze momenteel al boven de 2.0.
Deel dit bericht:
Ontdek meer over AAG
Bekijk onze expertises en klantcases of lees meer over ons!