Eerste RVU-uitkering bepalend voor drempelvrijstelling
Bij het bepalen van de RVU-drempelvrijstelling wordt aangesloten bij de feitelijke datum van de eerste RVU-uitkering, niet bij het tijdvak waarop die uitkering ziet. Dat blijkt uit een bericht van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst.
De V&A van de Belastingdienst met het uitgewerkte voorbeeld is hier te vinden.
Sinds 1 januari 2021 geldt er een drempelvrijstelling voor een Regeling voor vervroegde uittreding (RVU) als onderdeel van het pensioenakkoord. Als betalingen in verband met de RVU onder het bedrag van de drempelvrijstelling blijven, hoeft de werkgever geen RVU-heffing van 52% (pseudo-eindheffing) af te dragen. In 2023 is het maandbedrag van de RVU-drempelvrijstelling € 2.037. De RVU-uitkering kent de werkgever toe in (maximaal) 36 maanden direct voorafgaand aan het bereiken van de AOW-leeftijd van de werknemer. De CAP heeft laten weten dat voor het bepalen van de RVU-drempelvrijstelling voor een bepaalde periode moet worden aangesloten bij de feitelijke datum (het moment van betaling) van de eerste RVU-uitkering, en dus niet bij het tijdvak waarop de uitkering ziet.
Berekening van de drempelvrijstelling in een voorbeeld
De CAP verduidelijkt dit met het volgende voorbeeld: een werkgever biedt een werknemer een RVU waarover is afgesproken dat deze begint op 1 april 2023 en eindigt op het moment dat werknemer de AOW-leeftijd bereikt (15 juni 2023). De uitbetaling van de RVU-uitkering vindt plaats op de reguliere verloningsdatum. De eerste uitbetaling (€ 1.800) is op 25 april. Deze RVU-uitkering is niet eerder verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend geworden. De volgende twee uitkeringen zijn 25 mei ( € 1.800) en 25 juni (€ 900). Wat is in deze casus de omvang van de RVU-drempelvrijstelling?
Het bedrag aan uitkeringen mag in totaal niet meer zijn dan € 2.037 vermenigvuldigd met het aantal maanden tussen de eerste RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd van de werknemer. Daarbij mag de werkgever het aantal maanden afronden naar boven op hele maanden. De werkgever sluit dus aan bij de feitelijke datum van de eerste uitkering, niet bij het tijdvak waarop de eerste uitkering ziet.
Bij elke RVU-uitkering cumulatief toetsen op overschrijding drempelvrijstelling
De periode tussen 25 april en 15 juni is 1 maand en 21 dagen, afgerond twee maanden. De drempelvrijstelling over deze periode is dus € 4.074 (€ 2.037 x 2). Bij iedere uitbetaling van een RVU-uitkering moet de werkgever steeds cumulatief toetsen of het bedrag van de totale omvang van de RVU-drempelvrijstelling niet wordt overschreden. Dat is nog niet het geval na de eerste twee RVU-uitkeringen (€ 3.600). Voor juni resteert dan nog een RVU-drempelvrijstelling van € 474 (€ 4.074 – € 3.600) en wordt de drempelvrijstelling met € 426 overschreden. Over het laatste bedrag moet dan rekening worden gehouden een pseudo-eindheffing van 52%.
Deel dit bericht:
Ontdek meer over AAG
Bekijk onze expertises en klantcases of lees meer over ons!